Kar (karretje):
1. de - opgewipt hebben,oude slanguitdr. voor ‘een miskraam hebben’. Enkel vermeld door Van Eijk 1987. Van Dale(1992) kent deze uitdr. niet. 2. de- trekken,in figuurlijke zin gebruikt voor ‘het zware werk verrichten’. Vandaar vooral gangbaar in politieke kringen in de zin van ‘het regeringswerk uitvoeren; het politieke karwei opknappen’. Meestal ge...