Wat is de betekenis van Kapot zitten?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kapot zitten

(1961) (oorspr. wielertaal) slecht rijden; het tempo met grote moeite kunnen volgen; een inzinking doormaken. Syn. stuk zitten*; (meer alg.) vermoeid zijn. • Iedere Nederlandse ploeg heeft de dramatische scènes voor haar rekening genomen in het tiende vervolg het Tourspektakel van dit jaar, de door de Oranjemannen met angst tegemoet gez...

2024-04-25
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Kapot zitten

Kapot zitten - het tempo met grote moeite volgen; bijna niet meer vooruitkomen. Voor syn. zie dood zitten. Fr. rouler sur la jante, être tordu, être cuit; Eng. to have the sags, to take a packet. Ik zei: 'Zie je niet dat hij kapot zit als een hoerentoeter, dat-ie geen kant meer op kan?' - Gijs Zandbergen en Wout Koster, Een wielrenner die rijdt ste...

2024-04-25
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Kapot zitten

Kapot zitten - niet meer verder kunnen; aan het eind van zijn krachten zijn. Vooral in de sport. → stuk zitten. Henk zei: ‘Ik zie potverdomme niks meer. Ik zit helemaal kapot.’ Gijs Zandbergen: Alleen op kop, 1980 Ik kan helemaal kapot zitten maar toch door blijven vechten. Roland Liboton in Vrij Nederland, 28-11-87 Merckx reed nagenoeg de hele d...