kapot zitten
(1961) (oorspr. wielertaal) slecht rijden; het tempo met grote moeite kunnen volgen; een inzinking doormaken. Syn. stuk zitten*; (meer alg.) vermoeid zijn. • Iedere Nederlandse ploeg heeft de dramatische scènes voor haar rekening genomen in het tiende vervolg het Tourspektakel van dit jaar, de door de Oranjemannen met angst tegemoet gez...