Kapoeres/kapoeris
dood. Vandaar ook ‘kapot, stuk, zwaar gehavend, verloren’. In de tweede bet. o.a. terug te vinden bij Koster Henke: Zijn tik is kapoeres‘zijn horloge is stuk’. In het Hoogduits komt kapores‘dood’ al voor in de 18de eeuw (Küpper). Het woord is afgeleid van het Hebreeuwse kappöreth ‘verzoening, zoenoffer’, van het werkwoord kiffeer; kippeer,dat ‘bede...