kans
kans - Zelfstandignaamwoord 1. de mogelijkheid dat er iets gaat gebeuren ♢ De kans daarop is werkelijk 0,0 procent! 2. een mooie gelegenheid ♢ Dit is je kans! kans - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kan...
Wiktionary (2019)
kans - Zelfstandignaamwoord 1. de mogelijkheid dat er iets gaat gebeuren ♢ De kans daarop is werkelijk 0,0 procent! 2. een mooie gelegenheid ♢ Dit is je kans! kans - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kan...
Instituut voor de Nederlandse Taal (2019)
RSI-klachten aan arm, nek en (of: of) schouders. Vertaling van CANS ‘complaints of arm, neck and (ook: or) shoulder’.
Instituut voor de Nederlandse taal
KANS, RSI-klachten aan arm, nek en (of: of) schouders. Vertaling van CANS ‘complaints of arm, neck and (ook: or) shoulder’.
Muiswerk Educatief (2017)
kans - zelfstandig naamwoord 1. iets dat mogelijk of waarschijnlijk is ♢ ik krijg geen kans om vooraan te lopen 1. hem een kans geven [hem de mogelijkheid geven] 2. grijp je kan...
drs. Toine van Hoof (2017)
1. Mogelijkheid of zich voordoende gelegenheid, bijvoorbeeld voor de leider om een contract (of een extra slag) te maken (enige kans; maakkans). 2. Waarschijnlijkheid, bijvoorbeeld van een bepaalde verdeling van de kaarten van de tegenpartij (kansberekening). 3. Kort voor kansberekening. In de uitdrukking: dat is tegen de kans. Zie ook: combineren...
Joep Brinkman & Hilbrand Oldenhuis (2016)
De (theoretische) relatieve frequentie van een uitkomst van een kansproces, wanneer dat kansproces eindeloos vaak op precies dezelfde wijze zou worden herhaald.
NIMA (1993)
(waarschijnlijkheid) De relatieve frequentie van het optreden van een bepaalde gebeurtenis, op de lange duur in een zich identiek en onafhankelijk herhalend proces. ‘De kans op een 6 bij dobbelen met een zuivere dobbelsteen is 1/6’ wil zeggen dat op de lange duur (na zeer veel worpen) de relatieve frequentie waarmee een 6 boven komt, ge...
Walter De Clerck (1981)
Als gall. in enkele verb.: geen kans hebben e.d., geen geluk hebben (naar fr. ne pas avoir de la chance); - een kans vinden (om ), gelegenheid krijgen, mogelijkheid hebben enz.; - (sportt.) zijn (eigen) kans gaan, zijn kans wagen. Die stumperd heeft nooit veel kans gehad, Keurig Ndl. 1973, 188. Wij meenden een kans te v...
N. Sillamy (1965)
toeval. Oorspronkelijk gaf deze term aan hoe een dobbelsteen valt; thans gebruikt men hem om een gelukkige afloop aan te duiden (geluk hebben bij het spel). Veel mensen wier arbeid geen succes oplevert, wijten dit aan pech. Maar in talrijke gevallen maakt een psychologische analyse duidelijk dat zij → onbewust willen dat het misgaat. -* Echec.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: