Wat is de betekenis van kans?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kans

kans - Zelfstandignaamwoord 1. de mogelijkheid dat er iets gaat gebeuren De kans daarop is werkelijk 0,0 procent! 2. een mooie gelegenheid Dit is je kans! kans - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kan...

2024-04-25
Verschillende speciale woordenboekjes

Instituut voor de Nederlandse Taal (2019)

KANS

RSI-klachten aan arm, nek en (of: of) schouders. Vertaling van CANS ‘complaints of arm, neck and (ook: or) shoulder’.

2024-04-25
E-klachtenwoordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

KANS

KANS, RSI-klachten aan arm, nek en (of: of) schouders. Vertaling van CANS ‘complaints of arm, neck and (ook: or) shoulder’.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kans

kans - zelfstandig naamwoord 1. iets dat mogelijk of waarschijnlijk is ♢ ik krijg geen kans om vooraan te lopen 1. hem een kans geven [hem de mogelijkheid geven] 2. grijp je kan...

2024-04-25
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

kans

1. Mogelijkheid of zich voordoende gelegenheid, bijvoorbeeld voor de leider om een contract (of een extra slag) te maken (enige kans; maakkans). 2. Waarschijnlijkheid, bijvoorbeeld van een bepaalde verdeling van de kaarten van de tegenpartij (kansberekening). 3. Kort voor kansberekening. In de uitdrukking: dat is tegen de kans. Zie ook: combineren...

2024-04-25
Cijfers spreken

Joep Brinkman & Hilbrand Oldenhuis (2016)

kans

De (theoretische) relatieve frequentie van een uitkomst van een kansproces, wanneer dat kansproces eindeloos vaak op precies dezelfde wijze zou worden herhaald.

2024-04-25
NIMA marketing lexicon

NIMA (1993)

kans

(waarschijnlijkheid) De relatieve frequentie van het optreden van een bepaalde gebeurtenis, op de lange duur in een zich identiek en onafhankelijk herhalend proces. ‘De kans op een 6 bij dobbelen met een zuivere dobbelsteen is 1/6’ wil zeggen dat op de lange duur (na zeer veel worpen) de relatieve frequentie waarmee een 6 boven komt, ge...

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

kans

Als gall. in enkele verb.: geen kans hebben e.d., geen geluk hebben (naar fr. ne pas avoir de la chance); - een kans vinden (om ), gelegenheid krijgen, mogelijkheid hebben enz.; - (sportt.) zijn (eigen) kans gaan, zijn kans wagen. Die stumperd heeft nooit veel kans gehad, Keurig Ndl. 1973, 188. Wij meenden een kans te v...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

KANS

toeval. Oorspronkelijk gaf deze term aan hoe een dobbelsteen valt; thans gebruikt men hem om een gelukkige afloop aan te duiden (geluk hebben bij het spel). Veel mensen wier arbeid geen succes oplevert, wijten dit aan pech. Maar in talrijke gevallen maakt een psychologische analyse duidelijk dat zij → onbewust willen dat het misgaat. -* Echec.