kalmpjes
bw. (bedaard, stil, rustig): zich kalmpjes amuseren; iets kalmpjes opnemen; kalmpjes-aan doen.
M. J. Koenen's (1937)
bw. (bedaard, stil, rustig): zich kalmpjes amuseren; iets kalmpjes opnemen; kalmpjes-aan doen.
Jozef Verschueren (1930)
('kalmpjəs) bw. op kalme wijze, bedaard, rustig, stil : ga nu maar – naar bed; de dingen – opnemen; – aan doen, te werk gaan, werken; – kunnen leven, stil, zonder zorgen, van zijn renten.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bw., 1. in alle kalmte, heel gewoon: ik ging — mijn gang; 2. zonder haast, rustig, niet gejaagd: doe het maar — aan; 3. onberoerd, onbewogen, onverschillig: iets — kunnen aanzien; iets — opnemen, zonder zich daarbij druk te maken; 4. ongestoord, op zijn gemak: — kunnen leven, stil, van zijn geld.
J.H. van Dale (1898)
KALMPJES, bw. bedaard, rustig, niet gejaagd : kalmpjes kunnen leven, stil, van zijn geld ; kalmpjes eene sigaar rooken, zonder iets te doen; kalmpjes iets kunnen aanzien, zonder daarbij zijne kalmte te verliezen; iets kalmpjes opnemen, zonder zich daarbij druk te maken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: