Wat is de betekenis van Kalmpjes?

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kalmpjes

bw. (bedaard, stil, rustig): zich kalmpjes amuseren; iets kalmpjes opnemen; kalmpjes-aan doen.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kalmpjes

('kalmpjəs) bw. op kalme wijze, bedaard, rustig, stil : ga nu maar – naar bed; de dingen – opnemen; – aan doen, te werk gaan, werken; – kunnen leven, stil, zonder zorgen, van zijn renten.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kalmpjes

bw., 1. in alle kalmte, heel gewoon: ik ging — mijn gang; 2. zonder haast, rustig, niet gejaagd: doe het maar — aan; 3. onberoerd, onbewogen, onverschillig: iets — kunnen aanzien; iets — opnemen, zonder zich daarbij druk te maken; 4. ongestoord, op zijn gemak: — kunnen leven, stil, van zijn geld.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kalmpjes

KALMPJES, bw. bedaard, rustig, niet gejaagd : kalmpjes kunnen leven, stil, van zijn geld ; kalmpjes eene sigaar rooken, zonder iets te doen; kalmpjes iets kunnen aanzien, zonder daarbij zijne kalmte te verliezen; iets kalmpjes opnemen, zonder zich daarbij druk te maken.