Wat is de betekenis van kadodder?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kadodder

(19e eeuw) (Vlaanderen, scheldw.) klerikaal; christendemocraat; aanhanger van de katholieke partij. Variant: kadoteraar. Synoniemen zijn o.a. japneus*; kattenkop* en tsjeef*. Het woord slaat echter ook op een klein, ineengedrongen mannetje (o.a. bij Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900 en bij G. Gezelle, Loquela. 1881). Mogelijk is er dan een verband m...

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kadodder

(in Vlaanderen) klerikaal of lid van de katholieke partij (vroeger CVP, thans CD&V). Variant: kadoteraar. Syn.: kattenkop; tsjeef.Legijn en zijn zuster waren gekend voor twee vrekkige kadoteraars die nooit gesmijkt of gesmeerd hadden, maar geleefd en geraveld, aperig als toppers in al hun doen, met dat éene gedacht: om in hun ouden d...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kadodder

m. (-s), (Zuidn.) 1. klein of onbenullig persoontje; 2. spotnaam voor clericaal.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kadodder

m. kadodders (Z.-N. klein ineengedrongen ventje); zie ook k a a l 1 2.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kadodder

(ka'doddər) m. (-s) Gew. pas uitgebroeid, uit het nest gevallen vogeltje : een kale -.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kadodder

KADODDER, m. (-s), (Zuidn.) klein onbenullig persoontje; — ook spotnaam voor Katholiek.

Gerelateerde zoekopdrachten