kadodder
(19e eeuw) (Vlaanderen, scheldw.) klerikaal; christendemocraat; aanhanger van de katholieke partij. Variant: kadoteraar. Synoniemen zijn o.a. japneus*; kattenkop* en tsjeef*. Het woord slaat echter ook op een klein, ineengedrongen mannetje (o.a. bij Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900 en bij G. Gezelle, Loquela. 1881). Mogelijk is er dan een verband m...