Wat is de betekenis van kade?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kade

kade - Zelfstandignaamwoord 1. (scheepvaart) een beschoeide of gemetselde oeverstrook waaraan de schepen kunnen aanleggen kade - Werkwoord 1. aanvoegende wijs van kaden Synoniemen kaai

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kade

kade - zelfstandig naamwoord uitspraak: ka-de 1. stenen kant van rivier of kanaal ♢ het schip was aangelegd aan de kade Zelfstandig naamwoord: ka-de de kade de kades ...

2024-04-20
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

KADE

buurtschap in de Noordbrabantse gemeente Fijnaart en Heijningen.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kade

s., kade, kaei.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kade

v. (-n), 1. zie KAAI (le art.); 2. (waterst.) lage, smalle aarden dijk tot waterkering, landscheiding enz.

2024-04-20
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Kade

(1), wal of oever, ook kaai genoemd, waaraan schepen kunnen laden en lossen ; (2) kleine dijk, o.a. op de uiterwaarden langs grote rivieren ; waterkering.

2024-04-20
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Kade

(waterbouwkunde), 1° Lage dijk. Kaden worden bijv. gelegd, om lage gedeelten van de uiterwaarden van een rivier tegen hooge zomerstanden te beschermen. In den winter loopen deze k. over. Men noemt ze zomerkaden. 2° Houten of steenen walbeschoeiing langs een vaarwater, aangelegd om verzakken van den wal te voorkomen en aan lossende en ladend...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kade

(ka:də) v. (-n) [Keltisch : omheining] I. Eig. 1. oeverdam, waarlangs de schepen kunnen aanleggen, laden en lossen : aanleggen, landen, liggen, meren aan een -. Gez. een andere opzoeken, zijn heil elders zoeken; het is tussen - of kaai en schip gevallen, het is weggeraakt, gestolen; op een goede aangeland zijn, goed af zijn; tussen- of kaai en sc...