Wat is de betekenis van kaarten?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kaarten

kaarten - Werkwoord 1. (inerg) een kaartspel spelen Er werd die avond gezellig wat gekaart en gepraat. kaarten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaart Synoniemen kaartspelen

2024-04-20
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

kaarten

Gegeneraliseerde afbeelding op schaal van (een deel van) het aardoppervlak of van een ander hemellichaam.

2024-04-20
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

kaarten

Bridgen. In uitdrukkingen als: lekker zitten te kaarten.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kaarten

kaarten - regelmatig werkwoord uitspraak: kaar-ten 1. een spel spelen met speelkaarten ♢ op dinsdag gaan we altijd kaarten Regelmatig werkwoord: kaar-ten ik kaart jij/u kaart ...

2024-04-20
Lexicon van het bijgeloof

Walter Gerlach (2000)

Kaarten

→Waarzeggen.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kaarten

v., kaerte, kaertspylje; met verkwisten, forkaertsje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kaarten

(kaartte, heeft gekaart), met de kaart spelen, kaartspelen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kaarten

kaartte, h. gekaart (kaartspelen): willen wij eens kaarten?