kaaljakker
(1914) (Barg.) armoedzaaier. Eigenlijk: iemand met een 'kaal jak': een kale jas. Bij Molema vinden we 'kaaljager' voor een 'aanmatigende arme duivel'. • Kaaljakker m. z. n., kale sinjeur. (C. Breuls: Vademecum handelend over Maastrichtsch dialect. 1914) • Seg ik te veul?... Welneenet! Soo'n kaaljakker heb averij en doet 'r o...