Wat is de betekenis van kaai?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kaai

1) (1914) (Barg.) pruimtabak. • Jíj,... hoonde Koos,... jij, mi je kaai achter je tande? (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. Tiende druk. Eerste druk 1914) • Of moet aan slaatje in den zin van een ‘pruim’ tabak1), een kees2), een kaai (in Jord. II, 368, 420) gedacht worden?...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kaai

kaai - Zelfstandignaamwoord 1. (scheepvaart) kade, aanlegplaats kaai - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaaien ♢ Ik kaai 2. gebiedende wijs van kaaien kaai! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tij...

2024-03-29
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Kaai

Kaai - het is tussen kaai en schip gevallen: gestolen.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

kaai

kade En hij zei dat de drie Duitsers hem verplichtten zijn geld af te geven op de kaai. En de Duitsers zegden dat zij alleen vuur wilden vragen voor hun sigaret. (Hugo Raes, De vadsige koningen) In Nederlands klinkt 'kaai' erg informeel, net als andere woorden waarin '-ade' de vorm '-aai' heeft: laaiel...