juut, juto
(Bargoens) politieagent. Een klanknabootsend woord: naar het geluid van het fluitje dat agenten destijds hadden. Vgl. tuut. Onder Rotterdamse straatjongeren aan het begin van de twintigste eeuw was juten’ een bekende kwajongenskreet om oploopjes en relletjes aan te kondigen. Een politieagent stond toen, in de ogen van het publiek, ongeveer o...