juist
juist - Bijvoeglijk naamwoord 1. zoals het moet, waar ♢ Momenteel is bijna een kwart van de diagnoses die gesteld worden bij patiënten die nog leven, niet juist. juist - Bijwoord 1. daarnet, daarstraks, zopas, net, zo-even, zojuist, zonet.
Wiktionary (2019)
juist - Bijvoeglijk naamwoord 1. zoals het moet, waar ♢ Momenteel is bijna een kwart van de diagnoses die gesteld worden bij patiënten die nog leven, niet juist. juist - Bijwoord 1. daarnet, daarstraks, zopas, net, zo-even, zojuist, zonet.
Muiswerk Educatief (2017)
juist - bijwoord 1. nog maar korte tijd (geleden) ♢ oma is juist gearriveerd 2. in tegenstelling tot wat je zou denken ♢ ik vind witlof niet vies, maar juist lekker Bijwoord: juist Synoniem...
Jean Pierre Wils (2007)
Het begrip ‘juist’ gaat terug op het Latijnse ius en iustum dat recht of rechtvaardig betekent. We zien dezelfde etymologische band in het Duits en in het Engels waar ‘richtig’ en ‘right’ teruggaan op rectus en dus dezelfde etymologische oorsprong hebben als het begrip ‘recht’ en de hiervan afgeleide termen. Het adjectief rectus dat overeenkomt met...
Peter Bakema (2003)
- dat is juist [in een winkel bij het betalen], precies gepast, in orde - het is juist twaalf uur, precies twaalf uur - juist op tijd, net op tijd - juist als, net (zo)als - een uurwerk juist zetten, een uurwerk gelijkzetten - ik moet juist mijn huiswerk nog maken, ik moet nog alleen mijn huiswerk maken
P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)
Buurtschap in de gemeente Loppersum ten Z.W. van de hoofdplaats aan het Juisterpad. Naam van een voormalige borg De Juist (gesloopt 18de eeuw) ten O. van de Delleweg aan de vroegere Fivelstroom. Nu een voorname boerderij: Boelemaheerd.Lit.: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 227-231.
Marc de Coster (1998)
de -e man op de juiste plaats cliché gebruikt m.b.t. de meest geschikte persoon op wie men op een bepaalde plaats en op een bepaald tijdstip een beroep kan doen. Vgl. Engels the right man on the rightplace. Vanouds is hij een man van de details, maar aan de absolute top moet Jan Kalffhet veelal stellen met een A4’tje. Hij wil de juiste mensen op d...
Walter De Clerck (1981)
1. Precies; - dat is juist, bij het betalen: precies gepast; ook gezegd als het teveel betaalde als fooi is bedoeld: dat is in orde, laat maar zitten enz.; - het is juist 8 uur, 8 uur precies. Bezie mij zoo niet, ik ben nog niet zot. Ik weet heel juist wat gebeuren moet en ik neem het allemaal aan, WALSCHAP 1939, 86. Hoe oud i...
Fa. A.J. Osinga (1952)
1. adj. & adv.; (precies), krekt, just, presiis; (zoëven), just(jes), niis, nyskes niiskrekt(sa), krekt, sa krekt, strak(jes); dat weet ik zo — niet, dat wit ik sa sûnders net. 2. interj., just, krekt, presiis, krektsa.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: