Wat is de betekenis van juffershondje?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

juffershondje

(1909) (scheldw.) bang iemand; angsthaas*. Ontleend aan de uitdrukking 'bevend als een juffershondje'. • Ze kreeg nou pillen en melk, vond Ant... je kon er geen juffershondje van maken, en geen sulletje rozewater... om 'r eigen bestwil niet... ze most toch de wereld door.... (Margo Scharten-Antink: Sprotje heeft een dienst. 1909) • Achte...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

juffershondje

juffershondje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord juffershond

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

juffershondje

bang iemand. Een juffershondje is een damesschoothondje. Beven als een juffershondje betekent ‘sterk beven, van angst of vrees’.‘Wat een juffershondje.’ ‘Hij kan door een lampeglas’, gaf zij partij. (Jan Spierdijk, Jeugd vol verwachting. Amsterdamse herinneringen 1919-1940, 1994)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Juffershondje

o. (-s), dames(schoot)hondje; zegsw.: beven als een juffershondje, hevig staan te beven; ook hijgen als een juffershondje.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

juffershondje

o. -s ([dames]- schoothondje): zegsw. beven als een juffershondje.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

juffershondje

o. (-s), dames(schoot)hondje; zegsw. beven als een —, hevig staan te beven.

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Juffershondje

JUFFERSHONDJE, o. (-s), schoothondje; (zegsw.) hij beeft als een juffershondje, hij beeft als een riet; (fig.) lieveling.