juf
(19e eeuw) (kind) juffrouw. • Mama zou geen raad weten zonder haar juf. (H. Robbers: De gelukkige familie. 1909) • ‘Leuk juf,’ heeft ze geantwoord. (Ida Vos: Wie niet weg is wordt gezien. 1981) • Ik snap niks van mijn sommen, maar ik heb niet de moed om iets aan de juf te vragen. (Mirjam Mous: De juf is een heks. 2012)