Wat is de betekenis van Jour?

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Jour

[Fr., van Lat. diumus= tot de dag (dies) behorend] dag; ontvangdag; zijn jour niet hebben, niet goed gedisponeerd zijn, zijn draai niet kunnen vinden; à jour, opengewerkt; jours de grace, respijtdagen.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Jour

(ontvang)dag

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Jour

ontvangdag

2024-04-19
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Jour

dag; (dag)licht; jour: ontvangdag; aanzijn, leven; opening, venster; ce jour d’hui, heden, vandaag; le jour, de dag; de morgen; overdag, bij dag; c'est le jour et la nuit, ze verschillen als dag en nacht; un jour, één dag; op zekere dag; eens; un jour ou l’autre, de een of andere dag; vroeg of laat; un beau jour, een...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jour

(Fr.), m. (-s), dag; ontvangdag; — it jour, zie Ajour.

2024-04-19
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

jour

(Fr.) m. (ontvang)dag; a ~, opengewerkt; open; du (de) ~ zijn, de dagdienst hebben; ~ fixe, vaste ontvangdag; ~s de faveur”, ~s de grace, respijtdagen.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jour

m. -s (Fr. dag; ontvangdag); zie ajour.

2024-04-19
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

jour

m. dag; ontvangdag; jour fixe. vaste ontvangdag.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jour

(zjoer) m. (—s) [Fr. < Lat. diurnum] (ontvang-) dag. → ajour.