Wat is de betekenis van Jokken?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jokken

jokken - Werkwoord 1. (inerg) een relatief onschuldige leugen vertellen Volgens mij zat jij een beetje te jokken! jokken - Zelfstandignaamwoord 1. (verouderd) scherts, grap, leugen Zo een jokken een goed oogmerk heeft, en niemand benadeelt,...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

jokken

jokken - regelmatig werkwoord uitspraak: jok-ken 1. niet de waarheid zeggen ♢ je mag niet tegen me jokken, Kristel Regelmatig werkwoord: jok-ken ik jok jij/u jokt ...

2024-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

jokken

Stoeien, dartelen (inz. met kinderen); gekheid maken (met iem.), schertsen; ook (in de 2de aanh.): bieden (bij een verkoop). - Zie ook onder jokt. Gretig greep de dokter altoos zijn zoontje vast. Hij jokte er mee, stak het omhoog, liet het paardrijden op zijn knie, zorgde voor de vele kinderlijke vreugden, WEYTS 1950, 31. Op die wijze zag...

2024-03-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

jokken

(jokte, heeft gejokt), idem, liegen. Waar was je, Nohar? Ik sliep. Je jokt. Je moet me gehoord hebben, want ik heb lang en hard geklopt (Vianen 1971:19).-Etym.: In AN is j. i.h.a. een kinderwoord. In SN is het algemeen, vaak gebr. als men het zware ‘liegen’ wil vermijden. -: jokken voor, 1. liegen tegen. Als ik kom, onverwachts en hele...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jokken

v., gekjeije, maljeije, gobje; (liegen), flouwe, stâlle.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jokken

(jokte, heeft gejokt), 1. (veroud., litt.) boerten, schertsen; dartelen, stoeien: wat jokt, dat lokt; 2. (vooral in kindert.) verzachtende uitdrukking voor : onwaarheid spreken, liegen; — 3. (Zuidn.) het kaartspel spelen, dat aldus wordt geheten.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jokken

1 jokte, h. gejokt (1 boerten, schertsen; gekheid maken; 2 verzachtend: liegen): 1 met jokken en boerten werd de avond gesleten; zonder (of: buiten) jokken, a) zonder gekheid, b) naar waarheid; 2 je jokt het, dat is niet waar; Z.-N. nog: jeuken; 2 m. -s, jokkentje (leugen): een klein jokkentje; jokkenaar, m. -s (leugenaar); v. jokkenaarster, -s.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jokken

('jokkən) I. (jokte, heeft gejokt) 1. spelend schertsen : wat jokt, dat lokt; met iemand -; iets -d zeggen; alleen om te -; zonder of buiten -, in ernst of naar waarheid. Syn. → boerten. 2. onwaarheid spreken : hij zal er toch niet om -! ik verzeker u van wel, ... of dat rode papiertje (het koncertprogramma) moet -. Syn. liegen. II. o....

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

jokken

(jokte, heeft gejokt), 1. boerten, schertsen; dartelen, stoeien: wat jokt, dat lokt; 2. (m.n. in kindert.) verzachtende uitdr. voor: onwaarheid spreken, liegen.