Wat is de betekenis van jok?

2024-04-25
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Jok

Zie Adrianus

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jok

jok - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jokken ♢ Ik jok 2. gebiedende wijs van jokken jok! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jokken jok je?

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

jok

Ben. voor de boer in versch. kaartspelen. Afl./Sam.: jokken, zeker kaartspel; ook: het aldus genoemde kaartspel spelen; - onderjok, (kaartsp.) boer van dezelfde kleur: als klaveren troef is, is schoppenboer de onderjok.

2024-04-25
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Jok

m Adriaan (Oud-Gastel e.o.). Zie ook Jokke.

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

jok

gejok, leuens vertel.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jok

s., gekheit, gekjeijerij.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jok

m., scherts, grap, kortswijl (veroud. en litt. t.).

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jok

m. (boert, scherts; grap).

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jok

m. [Lat. jocus] gekheid, met sterke bijmenging van ironie : hij deed het louter uit -. Syn. → boert.