joch
jongen. kind van het mannelijk geslacht; jongen. Voorbeelden: Hij kocht een krant bij een joch dat de avondbladen ventte, hij bestelde een espresso. Jan Brokken, Voel maar, 2001 Luid gegier van banden! Een personenauto was uitgeweken voor een joch dat met een trekwagentje onbesuisd de rijbaan overstak. De auto reed het karret...