jij
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Wiktionary (2019)
jij - Persoonlijk voornaamwoord 1. tweede persoon enkelvoud informeel jij - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jijen ♢ Ik jij 2. gebiedende wijs van jijen ♢ jij! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige ti...
Muiswerk Educatief (2017)
jij - voornaamwoord 1. de andere persoon, tweede persoon enkelvoud, subject ♢ Ik heet Hasan, hoe heet jij? Voornaamwoord: jij Synoniemen je
Van Dale Uitgevers (1950)
pers. vnw. 2de pers. enk., de nadrukkelijke vorm van je (zie ald.): wat kom jij doen?; jij hier? ; ook als vocat.: zeg, jij-daar ; — voor scheldw. minder gewoon dan jou, meest gebruikt als er eerst een bn. volgt: jij lelijke afzetter! — versterkt met zelf: jijzelf hebt het me gezegd.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
pers. vn. 2e pers. enk., de nadrukkelijke vorm van je: wat kom — doen?; — hier?; ook als vocatief: zeg, — daar; voor scheldwoord minder gewoon dan jou, meest gebruikt als er eerst een bn. volgt: — lelijke afzetter!; versterkt met zelf: jijzelf hebt het me gezegd.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: