Wat is de betekenis van jeuzelen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jeuzelen

jeuzelen - Werkwoord 1. (inerg) oeverloos praten, zeuren, ongericht bezig zijn En zo werd er nog uren gejeuzeld.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jeuzelen

v., jeuzelje, eamelje.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jeuzelen

(jeuzelde, heeft gejeuzeld), (gew.) beuzelen ; — zeuren, zaniken, klagen: en wijf zo jeuzelt Jetje voort enz.; zij kan zo ellendig jeuzelen.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jeuzelen

(‘jeuzələn) (jeuzelde, heeft gejeuzeld) Gew. beuzelen, zeuren.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Jeuzelen

JEUZELEN, (jeuzelde, heeft gejeuzeld), beuzelen : zeuren, zaniken, klagen : en wij ? zoo jeuzelt Jetje voort, enz.; zij kan zoo ellendig jeuzelen.