Wat is de betekenis van Jeugdig?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jeugdig

jeugdig - Bijvoeglijk naamwoord 1. jong, fris, onbevangen Woordherkomst Afgeleid van jeugd met het achtervoegsel -ig. Verwante begrippen jeugd

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

jeugdig

jeugdig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: jeug-dig 1. wie jong is of jong lijkt ♢ de film is geschikt voor jeugdige kijkers 2. met de eigenschappen van de jeugd ♢ mijnheer Faber kleedt zich erg...

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

jeugdig

- jeugdig vlees, sappig, mals vlees.

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

jeugdig

jonk.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jeugdig

adj., jeuchlik.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jeugdig

bn. bw. (-er, -st), 1. jong, in het tijdperk van de jeugd: jeugdige personen; een jeugdig meisje; (overdr.) op jeugdige leeftijd is zij overleden ; — oneig. ook van instellingen, lichamen enz.; 2. het kenmerk, de eigenschappen van de jeugd (nog of opnieuw) vertonende: een jeugdig grijsaard; jeugdig van hart ; die oude vrouw...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jeugdig

1 bn. (1 jong van jaren; 2 de eigenschappen vertonende van de jeugd; 3 nog niet lang bestaande; 4 van de jeugd te verwachten; 5 gelijk aan hetgeen de jeugd past; 6 in de jeugd bedreven): 1 ten aanzien van jeugdige personen; 2 er nog jeugdig uitzien; een jeugdig grijsaard, a) nog jong van hart, b) iem., die vroeg grijs is; 3 een nog jeugdige instel...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jeugdig

('jeugdəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. jong van leeftijd: -e personen; gehuwd. Syn, jong, nieuw, vers. Tgst. → afgeleefd. 2. nog de eigenschappen hebbend van de jeugd : er nog uitzien; van hart, van geest. → grijsaard. 3. fris, krachtig : eeuwig zijn. 4. nog niet lang bestaand : een -e instelling. 5. aan de jeugd eigen : -e onbezonn...