jeugdig
jeugdig - Bijvoeglijk naamwoord 1. jong, fris, onbevangen Woordherkomst Afgeleid van jeugd met het achtervoegsel -ig. Verwante begrippen jeugd
Wiktionary (2019)
jeugdig - Bijvoeglijk naamwoord 1. jong, fris, onbevangen Woordherkomst Afgeleid van jeugd met het achtervoegsel -ig. Verwante begrippen jeugd
Muiswerk Educatief (2017)
jeugdig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: jeug-dig 1. wie jong is of jong lijkt ♢ de film is geschikt voor jeugdige kijkers 2. met de eigenschappen van de jeugd ♢ mijnheer Faber kleedt zich erg...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. jong, in het tijdperk van de jeugd: jeugdige personen; een jeugdig meisje; (overdr.) op jeugdige leeftijd is zij overleden ; — oneig. ook van instellingen, lichamen enz.; 2. het kenmerk, de eigenschappen van de jeugd (nog of opnieuw) vertonende: een jeugdig grijsaard; jeugdig van hart ; die oude vrouw...
M. J. Koenen's (1937)
1 bn. (1 jong van jaren; 2 de eigenschappen vertonende van de jeugd; 3 nog niet lang bestaande; 4 van de jeugd te verwachten; 5 gelijk aan hetgeen de jeugd past; 6 in de jeugd bedreven): 1 ten aanzien van jeugdige personen; 2 er nog jeugdig uitzien; een jeugdig grijsaard, a) nog jong van hart, b) iem., die vroeg grijs is; 3 een nog jeugdige instel...
Jozef Verschueren (1930)
('jeugdəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. jong van leeftijd: -e personen; gehuwd. Syn, jong, nieuw, vers. Tgst. → afgeleefd. 2. nog de eigenschappen hebbend van de jeugd : er nog uitzien; van hart, van geest. → grijsaard. 3. fris, krachtig : eeuwig zijn. 4. nog niet lang bestaand : een -e instelling. 5. aan de jeugd eigen : -e onbezonn...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: