Wat is de betekenis van jennen?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

jennen

1) (16e eeuw) (Barg. oorspr. jonen) liegen; bedriegen; vals spelen. • Jonen, bedriegen. (Moormann: Bronnenboek. 1892) • Jennen, spelen, liegen. Ik ga jennen. Jen wat voor me. (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Pas op, dat je me niet joont. (Van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • Sindsdien lag hij in zijn krantje aanhoud...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jennen

jennen - Werkwoord 1. (ov) pesten, uitdagen Hou eens op je broertje te jennen. Synoniemen plagen

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

jennen

jennen - regelmatig werkwoord uitspraak: jen-nen 1. gemeen plagen ♢ ze jennen die jongen met de rode haren voortdurend Regelmatig werkwoord: jen-nen ik jen jij/u jent ...

2024-04-19
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

jennen

(< Jidd. Jowen, Griek; de Grieken hadden de reputatie vals te spelen?), treiteren, sarren: Teveel jennen kan hij thuis niet, want dan tremt moeder hem vakkundig in elkaar, BOTING2 43.

2024-04-19
Het Lexicon van de gedragsbiologie

Mark Nelissen (1996)

jennen

jennen - Zie mobbing.

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Jennen

[v. MNed. Barg. ionen = bedriegen; missch. van Jidd. jowen = Griek (de Grieken waren berucht als valsspelers bij het kaarten)] 1 op stang jagen, plagen, treiteren, sarren; 2 kaartspelen; 3 optreden als jenner 3 (z.a.).

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Jennen

(Barg.) spelen, liegen; jenner: speler; jennetje: leugen; ook: sarren.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jennen

(jende, heeft gejend), 1.plagen, sarren; 2. spelen.