Wat is de betekenis van jengelen?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jengelen

jengelen - Werkwoord 1. zeuren, zaniken, jammeren, tot last zijn Die kinderen jengelen de hele dag.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jengelen

(jengelde, heeft gejengeld), dwingend huilen, drenzen; — eentonig, zeurend klinken: een jengelende muziekkast.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jengelen

jengelde, h. gejengeld (drenzen, schreiend om iets dwingen): bij verg.: de bel jengelde, zeurig luiden.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jengelen

('jengələn) (jengelde, heeft gejengeld) [Frekw. janken] 1. huilend dwingen, drenzen. 2. zeurig luiden : de bel jengelde.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

jengelen

(jengelde, heeft gejengeld), (onoverg.) 1. dwingend huilen, drenzen; 2. eentonig, zeurend klinken: een jengelende muziekkast.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

jengelen

jengelen - tot last zijn, dreinen.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)