janlul, Jan Lul
sufferd, slappeling; onhandig persoon. Eigenlijk iemand die veel (uit zijn nek) kletst (lult) en vandaar ‘onbenullig iemand’. Lullen betekende een viertal eeuwen terug onder meer: zinloos praten. Lul had oorspronkelijk ook de betekenis van ‘pijpkan (zuigfles)’. Eind negentiende eeuw werd het woord meer en meer in verband ge...