janken
janken - Werkwoord 1. (inerg) traanvocht uitscheiden door emotie ♢ Nadat hij in zijn gezicht was geslagen jankte hij wel een uur. Synoniemen jammeren, grienen, huilen, wenen
Wiktionary (2019)
janken - Werkwoord 1. (inerg) traanvocht uitscheiden door emotie ♢ Nadat hij in zijn gezicht was geslagen jankte hij wel een uur. Synoniemen jammeren, grienen, huilen, wenen
Muiswerk Educatief (2017)
janken - regelmatig werkwoord uitspraak: jan-ken 1. tranen laten vloeien ♢ zij moest natuurlijk weer janken bij die film 2. klaaglijke geluiden maken ♢ de wolven jankten in het bos Re...
Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)
Het bepalen van de ouderdom van een vloek is moeilijk, want hij heeft geen jaarringen of oorsteentjes. Toch moet de verwensing ga toch janken bij je moeder! in de betekenis ‘ik veracht je, hoepel op’ relatief oud zijn. De oorspronkelijke betekenis van janken ‘jammerend huilen, vooral van dieren’ is geheel naar...
Van Dale Uitgevers (1950)
(jankte, heeft gejankt), ook wel JENKEN, 1.klagelijk, in gerekte, hoge tonen schreeuwen (minder luid dan huilen), inz. van honden en vossen; 2. (fig.) schreeuwen, krijten, huilen (van kinderen); 3. zaniken,, lastig aanhouden om iets, dwingen (vooral van kinderen).
M. J. Koenen's (1937)
jankte, h. gejankt (hoog, klagelijk geluid doen horen, jammerend huilen inz. v. dieren): de honden begonnen te janken.
Jozef Verschueren (1930)
('janken) (jankte, heeft gejankt) [klnb.] 1. jammerend huilen, vooral van dieren : wat die honden ! 2. schreeuwen, krijten van kinderen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(jankte, heeft gejankt), 1. klaaglijk, in gerekte, hoge tonen schreeuwen (minder luid dan huilen), m.n. van honden en vossen; 2. (fig.) schreeuwen, huilen (van kinderen); 3. zaniken, lastig aanhouden om iets, dwingen (vooral van kinderen).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: