janhagel
1) (17e eeuw) (zeem.) (min.) landhazen* maar ook voor het gemene (scheeps)volk; het gepeupel*. Het WNT geeft al een vindplaats uit 1634: 'Jan Haghel gaet aen 't eten: het matrozenvolk gaat eten.' Rond 1650 werd de uitdrukking ook in niet-collectieve zin gebruikt voor een gewone man uit het volk. De Nederlandse dichter Constantijn Huygens (1596 - 16...