Wat is de betekenis van janhagel?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

janhagel

1) (17e eeuw) (zeem.) (min.) landhazen* maar ook voor het gemene (scheeps)volk; het gepeupel*. Het WNT geeft al een vindplaats uit 1634: 'Jan Haghel gaet aen 't eten: het matrozenvolk gaat eten.' Rond 1650 werd de uitdrukking ook in niet-collectieve zin gebruikt voor een gewone man uit het volk. De Nederlandse dichter Constantijn Huygens (1596 - 16...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

janhagel

janhagel - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) een rechthoekig, broos koekje, bedekt met grove suiker (de 'hagel') en eventueel amandelschaafsel Op de markt had ik een zak met heerlijke janhagel gekocht. janhagel - Zelfstandignaamwoord 1. (pejoratief) gespuis, gepeupel ...

2024-04-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

janhagel

(zeemanstaal) tandkazen maar ook het gemene (scheeps)volk; het gepeupel. Het WNT geeft al een vindplaats uit 1634: ‘Jan Haghel gaet aen ’t eten: het matrozenvolk gaat eten.’ Rond 1650 werd de uitdrukking ook in niet-collectieve zin gebruikt voor een gewone man uit het volk. De Nederlandse dichter Constantijn Huygens (1596-1687) ge...

2024-04-24
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Janhagel

minachtende ben. voor ‘het gemene volk; het gepeupel’. Rond 1650 werd de uitdr. ook in niet-collectieve zin gebruikt voor een gewone man uit het volk. De Nederlandse dichter Constantijn Huygens (1596 - 1687) gebruikte deze zegswijze rond 1672 als verzamelnaam. In de 17de eeuw verstond men onder Jan Hagel ook de matrozen. Ook het Nieuwhoogduits kent...

2024-04-24
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

janhagel

Volgens het WNT werd dit woord in Het Leven van Maurits Lijnslager [1808] van A. Loosjes bij wijze van vloekwoord gebruikt in de betekenis ‘drommels’. Het citaat: “Toen het waeter zo janhaegels begon te rijzen.”

2024-04-24
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

JANHAGEL

(Zeeuws-Vlaamse). Gebak, geheel anders dan gewone Janhagel; het lijkt meer op ontbijtkoek en wordt ook wel stroopjanhagel genoemd of schröatels. Het bestaat uit: bloem, stroop, honing, anijszaad, kaneel (soms koekkruiden) en potas. Het deeg wordt in stukken gesneden van ± 20 bij 25 cm en op een bakplaat gebakken. Thans wordt het niet me...

2024-04-24
Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Janhagel

gepeupel, de heffe des volks, gemeen volk, hak en zijn gemak. In de 17de eeuw verstond men hieronder matrozen, zonder bepaald ongunstige bijgedachte, en was Janhagel hetzelfde als Jan Rap en thans Janmaat (oorspr. aanspreekvorm, waarin maat matroos betekent). Eigenlijk wil deze benaming zeggen: Jan, die telkens uitroept: de hagel sla hem of de hage...

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Janhagel

een soort koekje met suiker; het grauw, het gemeen

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Janhagel

s.n., janrap (en syn maet).