Wat is de betekenis van Jangelen?

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jangelen

(jangelde, heeft gejangeld), vervelend janken; jengelen.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Jangelen

JANGELEN, (jangelde, heeft gejangeld), vervelend janken; jengelen.

2024-03-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Jangelen

Jangelen, ow. zie JANKEN.

Gerelateerde zoekopdrachten