Wat is de betekenis van jampotje?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

jampotje

(1983) (ook wel: jampotglas) (meerv.) (jeugd) dikke brilglazen. Ook als benaming voor de drager van zo’n bril. Syn.: jampotkijker*. • IJdelheid. Puur ijdelheid. Ik had van die jampotjes, min negen dus zonder lenzen zie ik geen hand voor ogen. Die rotdingen. Altijd stof in je ogen en je ziet er veel te duidelijk mee, al die smerige rotzoo...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jampotje

jampotje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord jampot

2024-04-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

jampotje

(jeugdtaal) iemand met dikke brilglazen. Sedert de jaren negentig. Ook wel verkort tot j.p. Vermeld door Hoppenbrouwers.Het jampotje vraagt: ‘Wat zijn dat, Festina-snoepjes?’ (Algemeen Dagblad, 13/07/2000)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jampotje

o. (-s), glazen of porseleinen potje met of voor jam.

Gerelateerde zoekopdrachten