jampotje
(1983) (ook wel: jampotglas) (meerv.) (jeugd) dikke brilglazen. Ook als benaming voor de drager van zo’n bril. Syn.: jampotkijker*. • IJdelheid. Puur ijdelheid. Ik had van die jampotjes, min negen dus zonder lenzen zie ik geen hand voor ogen. Die rotdingen. Altijd stof in je ogen en je ziet er veel te duidelijk mee, al die smerige rotzoo...