Wat is de betekenis van invaart?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

invaart

invaart - Werkwoord 1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren ♢... dat jij invaart2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren ♢... dat hij invaart

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Invaart

s., ynfar.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Invaart

v., 1. het binnenvaren; 2. monding, ingang: de invaart der haven is te nauw.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

invaart

v. (1 het invaren; 2 monding, ingang): 1 de invaart v. e. baai; 2 de. invaart is nauw.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

invaart

('in) v. (-en) 1. Eig. het invaren. 2. Metn. ingang waar men invaart : de der haven.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

invaart

v./m., 1. het binnenvaren; 2. monding, ingang.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Invaart

INVAART, v. het binnenvaren, ook monding, ingang : de invaart der haven is te nauw.

Gerelateerde zoekopdrachten