invaart
invaart - Werkwoord 1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren ♢... dat jij invaart2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren ♢... dat hij invaart
Wiktionary (2019)
invaart - Werkwoord 1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren ♢... dat jij invaart2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren ♢... dat hij invaart
M. J. Koenen's (1937)
v. (1 het invaren; 2 monding, ingang): 1 de invaart v. e. baai; 2 de. invaart is nauw.
Jozef Verschueren (1930)
('in) v. (-en) 1. Eig. het invaren. 2. Metn. ingang waar men invaart : de der haven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: