Wat is de betekenis van Inlopen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inlopen

inlopen - Werkwoord 1. ergatief een ruimte betreden Zij waren de verkeerde kamer ingelopen. 2. ergatief een afstand goedmaken Ze waren bijna een volle ronde ingelopen op de koploper. Woordherkomst samenstelling van in(bijwoord) en lope...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

inlopen

inlopen - onregelmatig werkwoord uitspraak: in-lo-pen 1. een achterstand kleiner maken ♢ ik heb de voorsprong die hij op mij had, verkleind 2. door lopen wat wijder laten worden ♢ die nieuwe sch...

2024-04-25
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Inlopen

Inlopen - iemand langzaam inhalen. 'Ingelopen worden': ingehaald.

2024-04-25
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

inlopen

The Clash liep geen open deuren in (intrappen).

2024-04-25
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

inlopen

inlopen: een renner wordt ingelopen als hij wordt bijgehaald door andere renners of door het peloton. 'Hij zou zich beter laten inlopen', is een uitspraak die wel eens wordt gedaan over een eenzame vluchter van wie het duidelijk is dat zijn actie nutteloos is.

2024-04-25
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

inlopen

Iemand langzaam inhalen. ‘Ingelopen worden’: ingehaald worden. In de eerste rit ging Rik op dertig kilometer van het einde alleen weg, hij werd echter terug ingelopen. (Robin Hannelore: Kampioen in een doodlopende straat. 1973) “ Ik heb hem toen inderdaad ingelopen. Maar toen was meteen ook mijn pijp uit. (De memoires van Fred De Bruyne. 1978)

2024-04-25
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

inlopen

1 (onov ww; liep in; is ingelopen) LO - iemand geheel of gedeeltelijk inhalen, diens voorsprong verkleinen: op iemand inlopen. 2 (onov ww; liep in; h. ingelopen) SP - zich door lichtjes lopen opwarmen, zich op een lichamelijke inspanning (wedstrijd) door lopen voorbereiden: heb je al ingelopen? 3 (ov ww; liep in; h. ingelopen) LO - een achterstand...

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

inlopen

1. (Bij iem.) binnenlopen; ook: (iets) bezoeken. Kom eens inlopen, want er staat hier nog wat lekkers, ELSSCHOT 1960, 383. De overrompelende belangstelling zet iedereen tot over oren in het werk. Reeds dinsdag, toen het koningspaar de tentoonstelling officieel inliep, bereikte men een hoogtepunt, Gazet v. Antw. 3/7/1977. Opm.: In de...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inlopen

v., ynrinne; (van motor), birinne.