Wat is de betekenis van inlaten?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inlaten

inlaten - Werkwoord 1. (refl) zich ~ met bemoeienis hebben met iets of iemand Hij liet zich daar niet mee in. 2. (ov) iemand verwelkomen bij de deur Wil jij onze gasten even inlaten? 3. (ov) toegang verschaffen aan iets ...

2024-04-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

inlaten

Het vergaren van een onderdeel van een (hout)constructie d.m.v. pen, lip, borst of inkrozing met een ander, waarin een corresponderend gat, of een corresponderende loef of inkeping is gemaakt.

2024-04-25
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

inlaten

Van partners strafdoublet: erop passen. Ook wanneer gepast wordt op een informatiedoublet van de partner (waarmee het dus als het ware wordt omgezet in een strafdoublet), wordt wel van ‘inlaten’ gesproken. Zie ook: eruit lopen; weglopen

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

inlaten

inlaten - onregelmatig werkwoord uitspraak: in-la-ten 1. je bezighouden met iets waar je niets mee te maken hebt ♢ je kunt je beter niet met die mensen inlaten 2. naar binnen laten ♢ elke nacht...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inlaten

v., ynlitte; zich met iem. —, jin mei immen ôfjaen, ynjaen, mei immen ynsile; zich met iets, jin earne yn jaen, jin mei eat ynjaen, ôfjaen.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inlaten

(liet in, heeft ingelaten), 1. binnenlaten: na tien uur wordt niemand meer iut- of ingelaten; — toe laten stromen: vers water inlaten, in een polder, een gracht; ook absol. ; 2. (timm.) ter bevestiging (voor een deel) laten doordringen in: een balk uitlaten om er ribben in te laten; bouten met vierkante koppen die net...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inlaten

liet in, h. ingelaten (1 binnenlaten; 2 in iets laten, iets niet er uit nemen): 1. laat de hond niet in; 2. zult ge de vruchten er inlaten? refl. z. met iem. in gesprek treden, betrekkingen aanknopen; z. met iets inlaten, bemoeien.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inlaten

('in) (liet in, heeft ingelaten) 1. binnenlaten : wie heeft hem ingelaten? 2. in laten gaan : het slot wordt in de zijkant der deur ingelaten. 3. zich zijn krachten wijden, dikwijls met het bijdenkbeeld dat men daardoor aan zijn waardigheid te kort doet of dat men onbevoegd is : ik kan mij met die dingen niet -; wat heeft hij zich met kunsth...