Wat is de betekenis van inkijken?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inkijken

inkijken - Werkwoord 1. (ov) vluchtig kennisnemen van de inhoud van (vooral van een boek of geschrift) inkijken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord inkijk Woordherkomst samenstelling van in en kijken

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

inkijken

inkijken - onregelmatig werkwoord uitspraak: in-kij-ken 1. naar binnen kijken ♢ door die gordijnen kunnen bij ons niet inkijken 2. vluchtig kijken naar de inhoud van een boek of tekst ♢ ik heb h...

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inkijken

(keek in, heeft ingekeken), 1. naar binnen kijken; in 't voorbijgaan keek hij even in; 2. kijken in iets: mag ik bij u inkijken? in uw boek zien; 3. vluchtig kennis nemen van de inhoud van een boek of geschrift: ik heb het even ingekeken, het lijkt me wel een aardig boek; 4. (gew.) bij iem. inkijken, er een vluch...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inkijken

keek in, h. ingekeken (1 naar binnen zien; 2 met iem. in hetzelfde boek zien, lezen enz.; 3 zich vluchtig op de hoogte stellen van de inbond): 1. bij iem. inkijken; 2. mag ik bij jou inkijken, in jouw boek? 3. de krant even inkijken.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inkijken

(keek, keken in; heeft ingekeken) 1. naar binnen kijken : bij iemand -. 2. in iemands boek kijken : mag ik bij je -? 3. vluchtig kennis nemen van de inhoud : een brief, een rekening -.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

inkijken

(keek in, heeft ingekeken), I. (onoverg.) naar binnen kijken: in het voorbijgaan keek hij even in; 2. kijken in iets: mag ik bij u —?, in uw boek meelezen; II. (overg.) vluchtig kennis nemen van de inhoud van een boek of geschrift: ik heb het even ingekeken, het lijkt me wel een aardig boek.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Inkijken

INKIJKEN, (keek in, heeft ingekeken), inzien, ; naar binnen zien : mag ik bij u inkijken ? in uw boek zien; in ’t voorbijgaan keek hij even in; hebt gij dat al eens ingekeken ? vluchtig kennis genomen van den inhoud; (gew.) bij iem. inkijken, er een vluchtig bezoek brengen, aanloopen.