Individueele potentie
Een eenigszins verouderd begrip in de veeteelt, dat berustte op het verschijnsel, dat een bepaald fokdier in sterke mate een meer of minder groot aantal eigenschappen overdroeg op zijn nakomelingen. Waarschijnlijk is dit te beschouwen als een gevolg van een aanleg van homozygote dominante eigenschappen bij het betreffende dier. Verheij.