Wat is de betekenis van inbraak?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inbraak

inbraak - Zelfstandignaamwoord 1. het zich, met geweld, onbevoegd toegang verschaffen tot een gebouw Het aantal inbraken in deze wijk is erg hoog.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

inbraak

inbraak - zelfstandig naamwoord uitspraak: in-braak 1. een huis of gebouw open breken om iets te stelen ♢ er is een inbraak geweest: alle computers zijn weg! Zelfstandig naamwoord: in-braak de inbraak ...

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

inbraak

inbraak - Het inbreken en binnentreden van een gebouw dat aan een ander toebehoort, met het oogmerk om diefstal te plegen.

2024-04-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Inbraak

Wie zich schuldig maakt aan diefstal en zich daartoe toegang heeft verschaft door middel van braak (zoals het inslaan van ruiten of het openbreken van deuren), inklimmingof valse sleutels, wordt zwaarder gestraft dan degene die zich aan een eenvoudige diefstal schuldig maakt. De inbreker steelt immers niet alleen, maar toont bovendien dat hij voor...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

inbraak

daad van inbreek.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inbraak

s., ynbraek.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inbraak

v. (inbraken), het inbreken (in een huis met het doel om te stelen enz.): verzekering tegen inbraak ; —keer dat er ingebroken wordt: de inbraken zijn aan de orde van de dag.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inbraak

v. (het inbreken); diefstal met inbraak.