inbraak
inbraak - Zelfstandignaamwoord 1. het zich, met geweld, onbevoegd toegang verschaffen tot een gebouw ♢ Het aantal inbraken in deze wijk is erg hoog.
Wiktionary (2019)
inbraak - Zelfstandignaamwoord 1. het zich, met geweld, onbevoegd toegang verschaffen tot een gebouw ♢ Het aantal inbraken in deze wijk is erg hoog.
Muiswerk Educatief (2017)
inbraak - zelfstandig naamwoord uitspraak: in-braak 1. een huis of gebouw open breken om iets te stelen ♢ er is een inbraak geweest: alle computers zijn weg! Zelfstandig naamwoord: in-braak de inbraak ...
Getty Research Institute (1990)
inbraak - Het inbreken en binnentreden van een gebouw dat aan een ander toebehoort, met het oogmerk om diefstal te plegen.
drs. L.A. Beeloo (1981)
Wie zich schuldig maakt aan diefstal en zich daartoe toegang heeft verschaft door middel van braak (zoals het inslaan van ruiten of het openbreken van deuren), inklimmingof valse sleutels, wordt zwaarder gestraft dan degene die zich aan een eenvoudige diefstal schuldig maakt. De inbreker steelt immers niet alleen, maar toont bovendien dat hij voor...
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (inbraken), het inbreken (in een huis met het doel om te stelen enz.): verzekering tegen inbraak ; —keer dat er ingebroken wordt: de inbraken zijn aan de orde van de dag.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: