Wat is de betekenis van immuun?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

immuun

immuun - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) onvatbaar Verwante begrippen resistent

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

immuun

immuun - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: im-muun 1. niet vatbaar zijn voor ziekte ♢ die prik maakt je immuun voor mazelen 1. immuun voor beledigingen [je er niet door laten raken] ...

2024-04-19
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

immuun

Niet vatbaar voor, bestand tegen. Als je immuun voor een ziekte bent, kun je die ziekte niet krijgen. Kijk ook bij resistent, ongevoelig.

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Immuun

[Lat. immunis; zie immuniseren] 1 niet vatbaar voor besmettelijke ziekte (tot zekere besmettingsgraad) wegens afweerstoffen in het bloed (door het lichaam zelf vervaardigd of ingespoten); 2 (fig.) onvatbaar voor bep. geestelijke invloeden op de gemoedsgesteldheid; 3 onschendbaar, niet onderworpen aan be...

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Immuun

niet vatbaar voor ziekte; onschendbaar; ongevoelig

2024-04-19
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Immuun

niet vatbaar voor bepaalde ziekten of vergiften.

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

immuun

onvatbaar vir aansteeklike siekte, gesout; onthef.

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Immuun

onvatbaar; onontvankelijk, vrij van belasting, enz.; onschendbaar.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)