Wat is de betekenis van immuniteit?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

immuniteit

immuniteit - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) onvatbaarheid voor een ziekte 2. onschendbaarheid m.b.t. bepaalde wetten Woordherkomst Van het Engelse immunity of het Franse immunité, van het Latijnse 'immunitas' met het achtervoegsel -iteit

2024-04-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

immuniteit

Gebied in m.e. bisschops- en kloostersteden dat van de wereldlijke jurisdictie is ontheven of eraan is onttrokken, min of meer afgesloten (door muren, poorten, grachten, roosters) van het overige stadsgebied, b.v. een kerk met haar aanhorigheden, of kloostergebouwen, kanunniken- of claustrale huizen; ook dienstgebouwen die onder eigen kerkelijk rec...

2024-04-25
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

immuniteit

Weerstand van het lichaam tegen vreemde stoffen (zoals gifstoffen) en ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, schimmels, parasieten). Mensen bedoelen met dit woord meestal dat iemand weerstand heeft tegen een infectieziekte doordat die persoon de ziekte vroeger (als kind) heeft gehad of toen ervoor is ingeënt. De meeste kinderziektes, zoals mazelen,...

2024-04-25
Medische basiskennis begrippenlijst

Frans Verstappen (2004)

Immuniteit

De eigenschap van het lichaam (organisme) om zichzelf te beschermen tegen ziekteverwekkers.

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Immuniteit

[Lat. immunitas = het vrij zijn (van dienst e.d.)] 1 onvatbaarheid voor schadelijke invloeden, spec. voor ziektekiemen; 2 a onschendbaarheid, het niet onderworpen zijn aan bep. burgerlijke wetten, vrijdom van belastingen; b gebied waar deze onschendbaarheid en vrijdom geldt,

2024-04-25
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Immuniteit

Immuniteit [Lat. immunitas, vrijdom], privilege dat sinds de 6e eeuw verleend werd door Frankische vorsten aan kloosters en kerken, waarmee het land van deze instellingen aan de rechtsmacht van de vorst werd onttrokken. Het gebied waarvoor de immuniteit gold vormde een soort van enclave binnen het graafschap: het had een eigen rechtspraak en het wa...

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Immuniteit

onschendbaarheid; het niet onderworpen zijn aan bepaalde wetten; weerstandsvermogen voor bepaalde ziekten

2024-04-25
Encyclopedie van het milieu

Oosthoek (1984)

immuniteit

vermogen van het lichaam om een binnengedrongen lichaamsvreemd element (antigeen) onschadelijk te maken. Het antigeen kan een levende ziekteverwekker, maar ook een vergift, lichaamsvreemd weefsel of vreemd eiwit zijn. De afweer geschiedt deels doordat lymfocyten, een van de soorten witte bloedlichaampjes, antistoffen maken (humorale immuniteit). Ie...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Immuniteit

1. medisch: het niet vatbaar zijn voor bepaalde ziekten of vergiften, door het bezit van antistoffen. Immuniteit kan aangeboren zijn of door een doorgemaakte infectie verworven worden. Kunstmatige immuniteit wordt door vaccinatie verkregen; 2. het voorrecht dat de grondwet van bijna alle staten aan de door het volk gekozen vertegenwoo...