Wat is de betekenis van immer?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

immer

immer - bijwoord uitspraak: im-mer 1. elke keer weer ♢ het is immer hetzelfde Bijwoord: im-mer Synoniemen aanhoudend, altijd, gedurig, herhaaldelijk, telkens Tegenstellingen nimmer, nooit

2024-04-26
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

immer

(zn) emmer EK, HP.

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

immer

altyd, steeds, aanhoudend.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Immer

adv., jimmer, jimmeroan, -wei; en altijd, ivich en altyd, ivich en erflik.

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Immer

immer, altijd, steeds, al; auf immer, für immer, voor altijd; was immer, wat ook, wat niet al.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Immer

bw., 1. altijd, steeds, aanhoudend; door alle tijden heen: hij zal zijn beginselen immer getrouw blijven ; immer hetzelfde ; voor immer; 2. te eniger tijd, ooit: zal ik wel immer met een ander zo gelukkig kunnen zijn? ; ooit of {te) immer.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

immer

bw. (steeds; ooit): voor immer verlaten.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

immer

(immər) bw. [ie, ooit + meer] 1. altijd, voor de toekomst: voor verlaten. Syn. →: altijd. 2. steeds, aanhoudend.