immens
immens - Bijvoeglijk naamwoord 1. heel erg groot, groter dan de menselijke maat ♢ De passagiers verdwaalden in de immense stationshal.
Wiktionary (2019)
immens - Bijvoeglijk naamwoord 1. heel erg groot, groter dan de menselijke maat ♢ De passagiers verdwaalden in de immense stationshal.
Muiswerk Educatief (2017)
immens - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: im-mens 1. heel groot, leuk, fijn, veel ♢ zij berekenden de immense grootte van de zon 2. heel erg ♢ haar vader is immens rijk Bijvoeglijk na...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. immensus, van metiri = meten; mensus sum = ik heb gemeten] ongemeten, onmetelijk; zeer groot.
Pieter Scheen (1980)
A. T. Woonde en werkte tot 1834 in Amsterdam. Vermoedelijk is zij identiek met Agnette Theodora Immens, geb. a.d. Kaap de Goede Hoop, onbekend wanneer; reeds in 1782 in Amsterdam woonachtig; niet bekend waar en wanneer overleden. Schilderes van portretminiaturen. Tentoonstelling Amsterdam 1834: vrouwenportret (in miniatuur). Scheen 1969....
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: