IK
I know
Wiktionary (2019)
ik - Persoonlijk voornaamwoord ik - Zelfstandignaamwoord 1. ego, de eigenlijke zelfstandige persoon Woordherkomst afkomstig van: Middelnederlands: ic Oudernederlands: ik Germaans: *ek, *ik Indo-Europees: *éǵh₂-
Muiswerk Educatief (2017)
ik - voornaamwoord 1. noemt de persoon die aan het woord is, eerste persoon enkelvoud, subject ♢ ik ben de beste van de klas Voornaamwoord: ik
Henk van Oort (2010)
De onsterfelijke en onvervreemdbare kern van de mens. Het ‘ik’ trekt van het ene aardeleven naar het andere en kan ook aangeduid worden met ‘entelechie’ (letterlijk: het doel in zichzelf hebbend; in het Nederlands: ‘intelligentie’) of met ‘individu’ (letterlijk: ondeelbaar).
Walter De Clerck (1981)
In de verb. op (met) een ik en een gij, zeer snel, spoedig, in een vloek en een zucht. ‘Die dakgoot is gewoon verstopt, madammeke,’ zei hij. ‘Op een ik en een gij is dat weer in orde,’ BOON 1977, 88.
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
dat deel der psyche, dat de bewuste persoonlijke gedachte- en gevoelsinhoud omvat en dat in voortdurend contact met de werkelijkheid leeft. Vgl. bewustzijns, es, onbewuste, opper-ik.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: