Iemand staan
tegen hem opgewassen zijn; veelal in de uitdr. hij staat zijn mannetje), hij is tegen wie dan ook —, ook: tegen zijn taak, opgewassen. Staan heeft hier de bet. van standhouden tegen; verg. Hd. seinen Mann stehen naast oorspr. seinem Mann(e) stehen. Sinds de 17de e. bekend; daarnaast ook tegen en voor iemand staan. Fr. tenir tête à...