Wat is de betekenis van ibbel?

2025-05-14
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-05-14
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

ibbel

misselijk, geïrriteerd uitspraak [ib-buhl] citaat “Vandaag de dag ben je primitief als je geen Engels spreekt. (...) Helemaal ibbel raak ik als kennissen verbaasd en lichtjes neerbuigend vragen: maar Geert toch, lees jij dan geen buitenlandse kranten? Zij bedoelen altijd uitsluitend de Amerikaanse en Britse pers.” Bron: Zou een h...

2025-05-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ibbel

ibbel - Bijvoeglijk naamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) naar, misselijk 2. (Jiddisch-Hebreeuws) kregel Woordherkomst Herkomst: Jiddisj

2025-05-14
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Ibbel

[Jidd., van Du. übel = naar, misselijk], ook: ibbel en wei [v. Du. weh = pijnlijk, smartelijk] misselijk, naar; ook: tureluurs.

2025-05-14
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Ibbel

naar, misselijk; maak me niet ibbel; Nieuwhoogduits übel; overgegaan in de Nederlandse volkstaal.

2025-05-14
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ibbel

[Jiddisch], bn., misselijk, naar.

2025-05-14
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

ibbel

ibbel leenwoord Zie: iebel