Wat is de betekenis van huppelen?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

huppelen

Het begrip huppelen heeft 2 verschillende betekenissen: 1) springend bewegen. met dansende sprongetjes bewegen; zich met dansende sprongetjes voortbewegen. 2) springerig klinken. vrolijk springerig klinken.

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

huppelen

huppelen - Werkwoord 1. (inerg) zich met kleine sprongetjes voortbewegen Er werd gehuppeld en trouwtjegesprongen op het schoolplein. 2. ergatief zich met kleine sprongetjes ergens naartoe bewegen Vrolijk fluitend huppelde zijn dochtertje naar de deur....

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

huppelen

huppelen - regelmatig werkwoord uitspraak: hup-pe-len 1. eerst op het ene en dan op het andere been een sprongetje maken ♢ het meisje huppelde naast haar vader Regelmatig werkwoord: hup-pe-len ik huppel ...

2024-04-20
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

huppelen

(onov ww; huppelde; h. en is gehuppeld) GY - basistechniek bij kindergym; (dansende) manier van voortbewegen met kleine sprongetjes in een ietwat zwabberende lijn, waarbij de huppelaar telkens tweemaal neerkomt op hetzelfde been en nooit met twee voeten tegelijk.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Huppelen

v., hippe, hipje, hippelje, trobbelje, drobbelje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Huppelen

(huppelde, heeft en is gehuppeld), 1. zich met sprongetjes, zich onregelmatig dansend voortbewegen : de lammeren huppelen in de weide; vrolijk huppelende kinderen ; — opspringen: zij huppelden van vreugde, toen hun dat verteldwerd.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

huppelen

huppelde, heeft gehuppeld; freq. van huppen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen; vrolijk rondspringen: de mussen huppelen; de lammeren huppelen in de weide; bij overdr.: het bootje huppelde over de golven.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

huppelen

('huppələn) (huppelde, heeft gehuppeld) [Frekw. huppen] 1. zich met sprongetjes voortbewegen : de kinderen, de lammeren -. 2. zich onregelmatig voortbewegen : -de golfjes.