huishoudster
(19e eeuw) (Ned.-Indië, euf.) bijzit; concubine. • Huishoudster, bijzit. (Maleisch-Nederduitsch woordenboek. 1863) • Zoo'n smeerlap! Dacht hij soms, dat zij zijn huishoudster wilde worden? (P.A. Daum: Hoe hij Raad van Indië werd. 1888) • Ménagère: huishoudster — bijzit. (F.P.H. Prick van Welly: Neerlan...