Wat is de betekenis van Huishouden?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

huishouden

(1914-1918) (Vlaanderen, sold.) ransel met gehele inhoud. • (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)

2024-04-20
Kamer van koophandel

Schrijver op Ensie

Huishouden

Een particulier huishoudens dat bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte zijn gehuisvest en zelf in hun dagelijks onderhoud voorzien. Naast eenpersoonshuishoudens onderscheiden we meerpersoonshuishoudens (niet-gehuwde paren, niet-gehuwde paren met kinderen, echtparen, echtparen met kinderen, eenouderhuish...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

huishouden

huishouden - Werkwoord 1. (pejoratief) een grote rommel of vernietiging achterlaten De bandieten hielden flink huis in het dorpje dat ze plotseling overvallen hadden. 2. de huishouding doen huishouden - Zelfstandignaamwoord 1. een familie die een samenwonende economis...

2024-04-20
CBS begrippenlijst

CBS (2018)

Huishouden

Particulier of institutioneel huishouden. Zie: Institutioneel huishouden, Particulier huishouden Zie ook: Sector huishoudens

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

huishouden

huishouden - zelfstandig naamwoord uitspraak: huis-hou-den 1. al het werk dat in huis gedaan moet worden ♢ zijn vrouw zorgt voor het huishouden 2. bewoners van een huis, gezin ♢ het is een romme...

2024-04-20
Begrippenlijst Omroep Reclame Nederland

Omroep Reclame Nederland (2016)

Huishouden

Een huishouden bestaat uit één (alleenstaande) of meerdere personen. Een meerpersoonshuishouden is een zelfstandige en in huiselijk verkeer levende gemeenschap van twee of meer personen die doorgaans (vier dagen of meer per week) gezamenlijk de maaltijd gebruiken (voor zover er geen sprake is van een ‘groothuishouden’). Ook samenwonenden kunnen een...

2024-04-20
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Huishouden

een - van Jan Steen een erg wanordelijk huishouden. Verwijst naar een gelijknamig schilderij van de Delftse schilder Jan Steen (ca. 1626 -1679). Cliché. Heel me vaatwerk staat nog ongelikt op het aanrecht. Het huishoue van Jan Steen. (Willem van Iependaal: Adam in ongenade, 1938) Jacoba’s gevoelens op de avond van de blije dag dat er haars inzien...

2024-04-20
NIMA marketing lexicon

NIMA (1993)

huishouden

Gemeenschap van personen, met of zonder familieband, die gezamenlijk in één wooneenheid (onder één dak) leeft. Zie ook: gezin, particulier huishouden.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Media begrippenlijst

mr. J. Knecht (1991)

Huishouden

huishouden verwijst naar elke groep van twee of meer samenwonende personen, die op bepaalde gebieden gemeenschappelijk inkopen verzorgen.