hossebossen
(17e eeuw, vero.) copuleren, neuken. Eigenlijk: op en neer gaan (bij het rijden); een stotende beweging maken naar achter en naar voor. Het woord wordt dan ook gebruikt m.b.t. treinen en andere rijtuigen. Herhalingsvorm in de trant van hassebassen, hinkepinken, kissebissen, rollebollen* enz. • Hoe sel ick nou te naght met Stijntje hossebosse!...