Wat is de betekenis van horlogekast?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

horlogekast

(1974) (Gent, scheldw.) groot, mager vrouwspersoon. • (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

horlogekast

horlogekast - Zelfstandignaamwoord 1. een metalen doosje waarin een uurwerk zit Het horlogekastje had een glazen deksel. Woordherkomst samenstelling van horloge en kast

2024-03-29
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

horlogekast

horlogekast - De kasten of buitenste omhulsels voor de uurwerken van horloges.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Horlogekast

v. (-en), het zilveren, gouden of nikkelen omkleedsel van een horloge; — (Zuidn.) houten omhulsel van een staand horloge.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

horlogekast

(hor'lo:zi9) v. (en) vaste of losse kast van een zakhorloge.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

horlogekast

v./m. (-en), het metalen of van andere stof gemaakte omkleedsel van een horloge.