horlogekast
(1974) (Gent, scheldw.) groot, mager vrouwspersoon. • (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
Marc De Coster
(1974) (Gent, scheldw.) groot, mager vrouwspersoon. • (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
Nederlandstalige WikiWoordenboek
horlogekast - Zelfstandignaamwoord 1. een metalen doosje waarin een uurwerk zit ♢ Het horlogekastje had een glazen deksel. Woordherkomst samenstelling van horloge en kast
Nu slechts 21,95!
Art & Architecture Thesaurus
horlogekast - De kasten of buitenste omhulsels voor de uurwerken van horloges.
Nederlandse encyclopedie
v./m. (-en), het metalen of van andere stof gemaakte omkleedsel van een horloge.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
v. (-en), het zilveren, gouden of nikkelen omkleedsel van een horloge; — (Zuidn.) houten omhulsel van een staand horloge.
Modern Woordenboek (1930-1961)
(hor'lo:zi9) v. (en) vaste of losse kast van een zakhorloge.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.