Wat is de betekenis van Hoop?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

hoop

Het begrip hoop heeft 4 verschillende betekenissen: 1) verlangen. verlangen dat iets werkelijkheid zal worden. 2) opeenhoping. opeenhoping van voorwerpen of van een stof; berg. 3) heel veel. heel veel. 4) grote groep mensen. grote groep mensen; menigte. In een aantal verbindingen.

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoop

hoop - Zelfstandignaamwoord 1. stapel Op de grote hoop gooien. 2. een grote hoeveelheid Een hoop lawaai. 3. een verwachting van iets wenselijks Hoop doet leven. hoop - Werkwoord 1....

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hoop

hoop - zelfstandig naamwoord 1. grote hoeveelheid, groot aantal ♢ wat een hoop snoepjes heb jij! 2. slordige verzameling dingen ♢ hij gooide de stenen op een hoop 1. te hoop lope...

2024-04-20
Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Hoop

De hoop is een deugd, dat wil zeggen een innerlijke houding (habitus, habit, attitude) die het fundamentele vertrouwen uitdrukt waarmee een mens of een gemeenschap de toekomst benadert. De betekenis van de hoop is in de filosofie vooral uitgewerkt in het utopische denken. Binnen de christelijke traditie verschijnt de hoop als een van de drie theolo...

2024-04-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

hoop

- hoop en al, ten hoogste, op zijn hoogst, niet meer dan

2024-04-20
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Hoop

een - op een klein schoteltje veel kou- we drukte. Hoornburg: iemand naar - zenden, een man echtelijk ontrouw zijn; hem bedriegen. Deze uitdr., die al voorkomt in de 17de eeuw, zinspeelt op de nog veel oudere uitdr. iemand horens opzetten,met dezelfde bet. Deze laatste zegswijze wordt al vermeld door Artemido- rus, een Grieks schrijver uit de 2de...

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

hoop

1. Te hoop, te hope zinken, zakken, vallen, in elkaar zinken enz.; te hope krijgen, bij elkaar krijgen. De hamer ploft opnieuw. Men hoort de schedel kraken. Het logge lijf zakt te hoop, TEIRLINCK 1952, 2, 39. Zijn ernorme gestalte zinkt te hoop, TEIRLINCK 1952, 2, 159. Moeder trok de schouders op, want ze wist..., dat we met sparen....

2024-04-20
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Hoop

goddelijke deugd, bovennatuurlijke gave Gods, waardoor wij met een vast vertrouwen van God verwachten de eeuwige zaligheid en alle middelen, die daartoe noodig zijn. De grond van onze hoop is de belofte van God wegens de verdiensten van Jesus Christus. Men zondigt tegen de hoop door wanhoop en door vermetel vertrouwen.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

hoop

(wensende) verwagting; hope, stapel, klomp; menigte, massa, gehoop, (gunstig) verwag, vas vertrou.