Wat is de betekenis van hoogspringen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoogspringen

hoogspringen - Zelfstandignaamwoord 1. (sport) atletiekdiscipline waarbij het de bedoeling is over een tussen twee staanders bevestigde lat of touw te springen hoogspringen - Werkwoord 1. (inerg) (sport) over een hooggeplaatste, tussen twee staanders bevestigde lat of touw proberen springen Woordherkomst samens...

2024-04-25
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

hoogspringen

(alleen onbep. wijs) so - na een aanloop en afzet met één voet springen over een lat op zekere hoogte (spreektaal: hoog) (hoogspringen zonder aanloop (uit stand) is in r938 als atletiekonderdeel geschrapt). • Een poging van een atleet wordt als mislukt beschouwd als: (a) de lat door toedoen van de atleet tijdens of na de sprong niet op de steunen b...

2024-04-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Hoogspringen

Het eenvoudig nemen van een hindernis heeft zich ontwikkeld tot het wedstrijd-hoogspringen, waarbij een hoogte van meer dan twee meter kan worden gehaald (wereldrecord 2,32 m). Er zijn verschillende technieken, o.a. de schaarsprong, de rolsprong en de moderne Fosbury-Flop.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hoogspringen

v., heechspringe.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoogspringen

o., (gymn.) het springen over een lat op zekere hoogte: hoogspringen met en zonder stok.

2024-04-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Hoogspringen

onderdeel van de Athletiek*. Hoogstade, gemeente in België, prov. West-Vlaanderen. 566 ha, 562 inw. Belg. oorlogskerkhof.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hoogspringen

o.; (sport): het springen met een polsstok om het hoogst.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hoogspringen

(’ho:ch) wkw. het in de hoogte springen : met een polsstok.