Wat is de betekenis van Hoogen?

2024-03-29
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Hoogen

Hoogen - bij verkoopingen en verpachtingen: het bod verhoogen, veelal om plokgeld te verdienen.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hoogen

HOOGEN, (hoogde, heeft gehoogd), hooger maken, ophoogen: een weg, een muur hoogen; — een bod hoogen, bij eene veiling hooger opbieden; — (Zuidn.) duurder worden: de boter zal nog hoogen: — (schild.) de kleur aanzetten, het licht sterker doen uitkomen.

2024-03-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Hoogen

Hoogen, bw. gel. (ik hoogde, heb gehoogd), ophoogen, hooger maken; eenen weg, eenen muur -; opbieden (bij veilingen); (schild.) de kleur aanzetten, lichter maken.